• DE NIEUWE KANTINE: LICHT AAN HET EINDE VAN DE TUNNEL

    De nieuwe DVSU-kantine zou half november af zijn. En dat is ze ook – nou ja, op de vloer na dan. Er mag toch niemand in en dus kan er gewoon geklust worden. ‘Als die lampen maar niet te laag komen, met al die hooligans hier.’

    Door Roger Abrahams

    Of we weer eens kwamen kijken, vroeg Thijs Kerpel. De speler van DVSU 35+, betrokken bij de verbouwing van de clubkantine, beloofde dat er iets stond te gebeuren. En dat zou het laatste zijn, want de kantine was bijna af, zei hij. Ja, ja. Makkelijk praten, in coronatijd, waarin alle horeca op slot moet. Toch gaan we op de uitnodiging in. En het moet gezegd: vergeleken met ons vorige bezoek, drie maanden geleden, is het werk flink opgeschoten. Een L-vormige bar met een zwart, stenen blad staat fier overeind. De keuken is zo goed als ingericht. Ook de op maat gemaakte trap, die de benedenverdieping verbindt met de eerste etage, is gemonteerd. Op de eikenhouten treden ligt nog een mat van beschermend plastic.

    Boven de trap
    Het is de opening boven de trap waar vandaag de laatste grote klus wordt uitgevoerd. Boven, op de balustrade, ligt een smal, ijzeren dek met daarop Theo Verkaik en Remco Brill. Het zijn de trainers van respectievelijk DVSU 3 en DVSU 8, maar aanwezig als leden van de bouwcommissie en dus nu eens niet in clubkleding gestoken, maar in bouwvakkerstenue. Ze turen naar het plafond. Verkaik houdt een stuk karton met drie gaten in zijn hand. Hun ogen speuren naar een plek waar de nieuwe lampen kunnen worden opgehangen. Op de vloer van de eerste verdieping – keurig egaal beton, waar de vorige keer nog een kraterlandschap vol buizen te zien was – wachten drie grote, uivormige kunstwerken van verticale, houten spijlen geduldig op hun bestemming. 

    Even bellen
    ‘Wat is esthetisch mooi?’ vraagt Verkaik vanaf het dek. Kerpel, die erbij staat maar kennelijk geen trek heeft in een filosofische discussie, haalt zijn schouders op. ‘Als die lampen maar niet te laag komen, zodat er iemand aan gaat hangen. Met al die hooligans hier.’ Zijn teamgenoot Frank Helmes drukt meteen een mobiel tegen zijn oor. Als secretaris van DVSU overziet hij niet alleen de werkzaamheden: zijn vrouw heeft het ontwerp gemaakt van de herinrichting en weet dus precies hoe de lampen moeten hangen. ‘Ja, kom maar langs,’ zegt Helmes tegen haar. Hij hangt op. Tegen Kerpel: ‘Laf zijn we, hè.’ 

    Op het balkon
    Terwijl we wachten op de komst van de ontwerpster, nemen we een kijkje op het nieuwe balkon. De deuren zijn voorzien van veel glas en hebben dezelfde hoge, zwarte kozijnen die we beneden bij de ingang al zagen, in het gangetje waar ook de bestuurskamer is. Het balkon blijkt heerlijk diep. Het biedt een tot dusver ongekend uitzicht over de linkerhelft van het hoofdveld en een lange zijde van veld twee. De knik die het balkon aan weerszijden bezit, verwijst naar de afgesneden hoeken die in het DVSU-gebouw te zien zijn als je er van voren naar kijkt – goed bedacht. Ja, dit is een uitstekende plek voor een zonnige dag, als er weer volop gevoetbald mag worden. Ooit.

    Driehoek
    Gestommel op de trap. Winnie Helmes-Ham verschijnt op de etage, en mag zich meteen buigen over de lampenkwestie. Na een blik op het plafond, waar Verkaik – inmiddels met een sjekkie in zijn mondhoek – het stuk karton tegenaan drukt, oordeelt ze: ‘Ik wil de voorste het hoogst, de achterste het laagst, en die derde er middenin. In een driehoek.’ Het koord van de eerste lamp krijgt de gewenste lengte. Brill, op het ijzeren dek, pakt de draad aan. ‘Zo kort?’ vraagt hij. Verkaik bromt: ‘Dan gaan ze eraan hangen.’ Winnie kijkt verbaasd. ‘Gaan ze dat echt doen?’ Kerpel: ‘Waarom denk je dat?’ Verkaik: ‘Omdat ik mijn team ken.’

    Subtiel rood
    De mannen gaan aan de slag. Ondertussen lopen we met Winnie naar beneden. Ze heeft met Stijlidee.nl haar eigen zaak, maar een kantine had ze niet eerder ontworpen. ‘Ik doe vooral woonhuizen en soms restaurants en bed and breakfasts. Toen ik als vrijwilliger gevraagd werd om mee te denken, ben ik me gaan verdiepen in de club.’ De huisstijl van DVSU, met zwart en Utrechts rood en wit, boden een leidraad. Ze wijst naar de lampenkappen op de begane grond. ‘Subtiel rood. Dat steekt goed af tegen het wit van de muren.’ Het groen van de wanden bij de bar verwijst naar het gras van de voetbalvelden, ‘maar geeft ook het rood van de lampen extra warmte. Groen is bovendien een kleur die rust uitstraalt. Dat kan je in een drukke kantine wel gebruiken.’ 

    Industrieel
    Nog zo’n aardigheidje: het zwarte staal bij de bar en de keuken is voorzien van een haast onzichtbaar vleugje rood, wat het geheel van kleuren bijna ongemerkt een zekere eenheid geeft. De vloer arriveert na Kerstmis. Die is van marmoleum en wordt betonachtig grijs. In combinatie met het staal van de bar en dat ene bakstenen muurtje ontstaat zo een industriële look. Verder zal de kantine ruimer ogen, vertelt Winnie, omdat er minder tafels en stoelen komen te staan dan voorheen – er is immers een verdieping bij gekomen. 

    Ietsje hoger
    Terwijl de avondschemering inzet, leggen Verkaik en Brill de laatste hand aan de verlichting. Helmes leunt tegen de balustrade en strekt zijn hand uit naar de lampen, die bij elkaar boven de trap hangen. Vanaf het ijzeren dek informeert Verkaik: ‘Kun je erbij?’ Helmes knikt. ‘Bijna.’ Zijn vrouw komt erbij staan. ‘Maar toch helemaal niet makkelijk?’ vraagt ze. ‘Nee,’ antwoordt Helmes, ‘maar er zijn voetballers bij van één meter negentig.’ Winnie knikt. ‘Hang hem dan maar twintig centimeter hoger.’